Het heelal is een dynamische plek. Sterren ontstaan, leven en sterven, en sommige van deze sterfgevallen eindigen in een geweldige explosie die het heelal op zijn kop zet: een supernova. Wat overblijft van zo’n explosie noemen astronomen een supernovarestant (SNR). Deze objecten zijn fascinerend om te bestuderen, omdat ze ons veel vertellen over de levenscyclus van sterren, de chemische verrijking van het heelal en de vorming van nieuwe sterren.
Een supernovarestant is de nevelachtige overblijfselwolken van een ster die is geëxplodeerd als supernova. Alles begint bij een massieve ster (meestal minstens 8 keer de massa van de zon) of een witte dwerg in een dubbelstersysteem die explodeert. Supernovarestanten verrijkten het heelal met zware elementen, de bouwstenen voor planeten en leven en laten zien hoe sterren eindigen en hoeveel energie ze vrijmaken. Supernovarestanten bestaan uit gassen als waterstof, helium en zwaardere elementen zoals zuurstof, koolstof, silicium, ijzer en calcium. Daarnaast bestaan ze ook uit geïoniseerd gas dat sterk straalt in röntgen- en radiogolven. Ook bezitten supernovarestanten kleine deeltjes gevormd uit materiaal van de ster, die later weer kunnen bijdragen aan nieuwe sterren en planeten. Deze samenstelling maakt supernovaresten tot kosmische verrijkers: ze verspreiden zware elementen in de ruimte die essentieel zijn voor het ontstaan van planeten en leven.
Voor amateur-astronomen zijn sommige supernovaresten, zoals de Krabsnevel (Messier 1), direct zichtbaar met telescopen en zijn ze een populaire uitdaging voor astrofotografie. Ze helpen wetenschappers ook de interactie tussen stermateriaal en het interstellaire medium te begrijpen.
Verschillende soorten supernovarestanten
- Pulsarwind-nevels (Plerion)
Een centrale neutronenster (pulsar) drijft een energierijke wind van deeltjes uit. Vaak bolvormig of gevuld met filamenteuze structuren, maar zonder een duidelijke rand. Sterk in röntgen- en radiogolven, met synchrotronstraling van de versneld deeltjes. Voorbeeld: Krebsnevel (Crab Nebula, M1) – de centrale pulsar veroorzaakt de heldere glow. - Schelp- of ringvormige resten (Shell-type)
Het materiaal van de supernova blaast uit en vormt een dunne, vaak bijna ronde schil. Helder begrensde ring of bolvormige schelp met filamenten. Zichtbaar in radiogolven, röntgen en soms zichtbaar licht. Voorbeeld: Tycho’s supernovarestant (SN 1572), een duidelijk ronde schil van geëxpandeerd gas. - Samengestelde resten (Composite)
Combinatie van een centrale pulsarwind-nevel en een omliggende schelptype structuur. Een heldere kern met een omliggende schil. Binnenste pulsar produceert synchrotronstraling, buitenste schil straalt in radiogolven en optisch. Voorbeeld: G21.5−0.9, zowel een centrale pulsarwind-nevel als een omringende schelfrig structuur. - Oudere, diffuse resten
Na duizenden tot tienduizenden jaren vervagen de resten, de schil wordt zwakker en filamenten verspreiden zich. Onscherp, diffuus en vaak onregelmatig. Zwak, voornamelijk radiogolven en infrarood. Voorbeeld: Veer-nevel (Veil Nebula, Cygnus), een oude supernova met fijne filamenten die langzaam oplossen in het interstellaire medium.
Vier supernovarestanten - Foto: NASA/CXC/SAO
Hoe werden deze objecten ontdekt?
Al eeuwen geleden noteerden astronomen “nieuwe sterren” in de hemel, nu bekend als supernova’s. Bijvoorbeeld de beroemde supernova van 1054, waargenomen door Chinese en Arabische astronomen. Met telescopen werden vanaf de 18e eeuw diffuse nevelachtige structuren waargenomen in gebieden waar vroeger supernova’s waren. Radio- en röntgentelescopen: in de 20e eeuw konden astronomen met moderne instrumenten de energie-uitstraling van supernovaresten meten en hun structuur in detail bestuderen.
Enkele voorbeelden van supernovaresten:
- Krabsnevel (Crab Nebula, M1)
Overblijfsel van een supernova waargenomen in 1054. Centrale neutronenster (“pulsar”) drijft een energierijke pulsarwind-nevel aan. - Veer-nevel (Veil Nebula, Cygnus)
Een groot, filamentachtig supernovarestant op ca. 2100 lichtjaar afstand. Ontstaan uit een explosie duizenden jaren geleden. - Cassiopeia A (Cas A)
Een jonge supernovarestant op ca. 11.000 lichtjaar afstand. Eén van de felste röntgenbronnen aan de hemel. - Tycho’s supernovarestant (SN 1572)
Overblijfsel van de beroemde supernova die Tycho Brahe observeerde. Helder zichtbaar in radiogolven en röntgenstraling.