De prachtige, imposante sterrenstelsels, hoe ontstaan en evolueren ze? Wetenschappers wilden dit bestuderen aan de hand van de evolutie van sterren en dat in ultraviolette straling met behulp van een speciale ruimtetelescoop die de 'naam 'Galaxy Evolution Explorer' kreeg (GALEX). Met de Galaxy Evolution Explorer ruimtetelescoop wilden sterrenkundigen vooral achterhalen wanneer de sterren en elementen die nu in het Melkwegstelsel worden waargenomen gevormd zijn.
Bijzonder aan deze ultraviolet-missie is dat het de eerste was die de hele hemel in kaart bracht. Een overzichtsonderzoek moest jaren wachten omdat sterrenkundigen eerst missies wilden die gerichte waarnemingen uitvoerden van gewenste bronnen. De gevoeligheid van Galex was ongeveer 3. 00 keer beter dan dat van bijvoorbeeld TD-1A die vanaf 1972 zijn gerichte onderzoeken uitvoerde. De satelliet werd gelanceerd op 28 april 2003 vanaf Cape Canaveral. Het was echter geen klassieke lancering, met een verticaal opstijgende raket. Een Pegasus XL-raket met de satelliet aan boord bevond zich onder de vleugels van een vliegtuig. Eens de raket werd gedropt door het vliegtuig, ongeveer 60 km buiten de kust, begon deze zijn klim naar de ruimte. De kunstmaan werd in een zo goed als cirkelvormige baan gebracht op 695 km hoogte. De inclinatie van de baan is 29°. De eerste opname op 21 mei 2003 werd in Hercules gemaakt, een blijk van hulde aan de zeven ruimtevaarders die omkwamen met Columbia op 1 februari 2003. Toen hun laatste signaal werd ontvangen in Houston stond voor Columbia het sterrenbeeld Hercules in het zenit. Galex was de eerste lancering van de National Aeronautics and Space Administration (NASA) na de ramp met Columbia. De missie was ontworpen voor 29 maanden waarnemingen (2 jaar en 5 maanden). In die primaire missie werd de mate van stervorming in het heelal, tot een afstand van 10 miljard lichtjaar of tot roodverschuiving z = 2, in kaart gebracht. Van de sterrenstelsels werd de vorm, helderheid, omvang en afstand bepaald.
Galex overtrof alle verwachtingen. Na drie verlengingen en bijna tien jaar stelde de ‘senior review’ van de NASA voor de missie te stoppen, wat ook gebeurde op 7 februari 2012 door hem in slaapstand te zetten. De NASA schreef tegelijk een Space Act Agreement van drie jaar uit, waardoor het California Institute of Technology, vertegenwoordigd door Christopher Martin, maand per maand de missie kon verlengen met private middelen. De SAA werd op 14 mei 2012 ondertekend. Door de uitbatingskosten voortaan door het Caltech te laten betalen kon het onderzoek worden voortgezet. Per maand werd 100 000 Amerikaanse dollar gevraagd. De waarnemingscampagne door Caltech werd de Galex Cause genoemd, het waarnemen gebeurde in scanning mode en duurde tot april 2013. De NASA bleef, via het Jet Propulsion Laboratory, eigenaar en verantwoordelijk voor de satelliet. In eerdere reviews, in 2004, 2006 en 2008 stond Galex op de eerste, tweede en derde plaats. De missie kaderde in het Explorers Program van de NASA en was daarbinnen een Small Explorer, het project kostte de NASA 150,6 miljoen USD. Op 28 juni 2013 werd de satelliet uiteindelijk uitgeschakeld. Hij zal vermoedelijk nog minstens 65 jaar in een baan om de Aarde blijven en uiteindelijk in de atmosfeer opbranden.
Een vliegtuig brengt op 28 april 2003 de Pegasus XL raket met aan boord de Galaxy Evolution Explorer
tot op 10 kilometer hoogte waar de raket werd losgekoppelden deze tot ontbranding
werd gebracht - Foto: NASA / OSC
Hoofdcontractant was de Orbital Sciences Corporation (OSC), verantwoordelijk voor de assemblage, testen, het grondsegment en de raket. Andere partners waren het California Institute of Technology, de University of California in Berkeley (detectoren, elektronica en gegevensanalyse) en in Los Angeles (plannen waarnemingen en verwerken), de Yonsei University in Korea (kalibraties, testen, ondersteuning tijdens wetenschappelijke operaties en gegevensverwerking), de Johns Hopkins University (ontwikkeling archief en verwerking gegevens), Columbia University, de Observatories of the Carnegie Institution of Washington in Pasadena (ondersteuning verwerking) en het Laboratoire d'Astrophysique de Marseille in Frankrijk (optisch design, ondersteunen van testen, het grism en gegevensverwerking). Voor de NASA waren het Jet Propulsion Laboratory en het Multimission Archive at Space Telescope Science Institute betrokken partij. De satelliet met een lanceergewicht van 280 kg had de vorm van een cilinder, met een diameter van 1,1 meter en een lengte van 2 meter. Met de zonnepanelen open was hij 2,8 meter breed. Die zonnepanelen leverden bijna 300 Watt op. De Cassegrain-telescoop van het type Richey-Chrétien (de detectoren bevinden zich achter de hoofdspiegel) had een spiegel met een diameter van 50 cm. Het was gemaakt van silicium en gecoat met aluminium en daarover een laagje magnesiumfluoride. De brandpuntsafstand was 3 meter, de openingsverhouding f/6. Het beeldveld was 1,2 vierkante graden.
De ontvangen straling werd naar twee detectoren geleid via een dichroïsche stralingsdeler (Engels: dichroic beam-splitter). Straling in het ver ultraviolet werd door de lens afgeketst en straling in nabij UV ging door de lens, elk naar hun eigen detector. De Far-Ultraviolet Detector (FUV) werkte in het golflengtegebied van 135 tot 174 nanometer en de Near-Ultraviolet Detector (NUV) van 175 tot 280 nm. De instrumenten moesten te allen tijde van de Zon en de Aarde weg kijken want de detectoren waren zo gevoelig dat ook alle sterren zichtbaar met het blote oog te fel waren voor onderzoek. De NUV werd bijna gedurende de hele missie gebruikt. De FUV staakte de werkzaamheden door een stroomstoot in mei 2009. In de stralenbundel kon ook nog een grism, een prisma (prism) met een roosterpatroon (grating) op, gebracht worden voor lage resolutie spectroscopie. Met zijn mogelijkheden voor globaal onderzoek in UV was Galex complementair aan de mogelijkheden van de Hubble Space Telescope en de Far Ultraviolet Spectroscopic Explorer. Veel van de gebruikte software was al ontwikkeld voor de FUSE (1999 - 2007). De solid staterecorder had een opslagcapaciteit van 24 gigabit.
De Galaxy Evolution Explorer satelliet wordt klaargemaakt voor zijn lancering - Foto: NASA / OSC
In november 2004 werd bij het Multimission Archive at the Space Telescope Science Institute (MAST) een eerst blok gegevens van deze satelliet vrij en openbaar ter beschikking gesteld. Zowat jaarlijks werd een General Release (GR) uitgebracht met tussenin kleinere releases, om de zowat vier maanden. De hele databank beslaat ongeveer 5 Terabyte. Van 2003 tot 2008 heeft de satelliet 500 miljoen objecten in beeld gebracht. De omvang van de verzamelde gegevens is zo groot dat eind april 2008 werd bekendgemaakt dat met de analyse van die gegevens pas aanvang is gemaakt.
Eén van de vele sterrenstelsels die de Galaxy Evolution Explorer in beeld bracht : M31 - Foto: NASA / JPL
Sterrenkunde redacteur
Specialist van sterrenkundige software
Lid Astro Event Group vzw
Lid Vereniging Voor Sterrenkunde (VVS)
Brokstukken van de Russische spionagesatelliet Kosmos 954 komen neer in Great Slave Lake in Canada. Deze satellite, die in September 1977 in de ruimte werd gebracht, was uitgerust met een kernreactor gevuld met 50 kilogram hoogverrijkt uranium-235. Hierdoor waren de neergekomen brokstukken radioactief en liepen de kosten hoog op om deze brokstukken te bergen. Het neerkomen van deze brokstukken in Canada veroorzaakte heel wat opschudding. In januari 1979 diende Canada bij de Sovjet-Unie officieel een schadeclaim in waarvan de Russen een groot stuk betaalden. Foto: Natural Resources Canada
Deze website wordt aan onze bezoekers blijvend gratis aangeboden maar om de hoge kosten om de site online te houden te drukken moeten we wel het nodige budget kunnen verzamelen. Ook jij kunt uw bijdrage leveren door ons te ondersteunen met uw donatie zodat we u blijvend kunnen voorzien van het laatste nieuws en artikelen boordevol informatie.