Als we ’s nachts naar de sterren kijken, zien we een bijna oneindige hemelkoepel boven ons. Het roept een fundamentele vraag op: wat is de vorm van het heelal? Is het eindeloos plat, rond als een bol, of misschien krom op een manier die ons voorstellingsvermogen te boven gaat? Astronomen en kosmologen proberen deze vraag al decennia te beantwoorden. De zoektocht naar de vorm van het heelal is een van de meest intrigerende hoofdstukken in de moderne kosmologie.
Wat bedoelen we met de “vorm van het heelal”?
De vorm van het heelal gaat niet zozeer over de contouren van sterrenstelsels of het kosmische web, maar over de geometrie van de ruimte zelf. Einsteins algemene relativiteitstheorie vertelt ons dat ruimte en tijd geen lege, passieve achtergrond zijn, maar flexibel en vervormbaar. Ze worden beïnvloed door materie en energie. Daardoor kan de ruimte op grote schaal een bepaalde kromming hebben, net zoals het oppervlak van de aarde gebogen is. Wanneer kosmologen over de vorm van het heelal spreken, bedoelen ze: hoe is de driedimensionale ruimte op kosmische schaal gekromd?
Drie mogelijke vormen
Uit de vergelijkingen van Einstein volgen drie hoofdopties voor de vorm van het heelal:
- Gesloten heelal (positieve kromming)
Vergelijk het met het oppervlak van een bol. In zo’n heelal is de ruimte eindig maar zonder rand: als je ver genoeg zou reizen, zou je uiteindelijk terugkeren op je vertrekpunt, net zoals een vliegtuig dat rond de aarde vliegt. Dit model impliceert dat de totale dichtheid van materie en energie in het heelal hoger is dan een bepaalde kritische waarde. - Vlak heelal (geen kromming)
Vergelijk het met een plat vel papier dat eindeloos doorloopt. In dit scenario is de geometrie van de ruimte Euclidisch: de bekende regels van de meetkunde gelden, zoals dat de hoeken van een driehoek samen 180 graden zijn. Dit model ontstaat als de dichtheid precies gelijk is aan de kritische waarde. - Open heelal (negatieve kromming)
Vergelijk het met het oppervlak van een zadel of een hyperbool. Hier is de ruimte oneindig, maar overal “uitgestrekt” gebogen. Dit model hoort bij een dichtheid die lager is dan de kritische waarde.
Welke van deze vormen juist is, hangt dus af van de totale hoeveelheid materie en energie in het heelal.
Hoe meten astronomen de vorm van het heelal?
We kunnen de vorm van de ruimte niet direct zien, maar wel afleiden door slimme metingen. Een van de belangrijkste hulpmiddelen is de kosmische microgolfachtergrondstraling (CMB): de overblijfselen van het licht uit de oerknal. In de jaren ’90 en 2000 werden satellieten zoals COBE, WMAP en later Planck ingezet om dit oeroude licht te onderzoeken. De CMB bevat kleine temperatuurvariaties die kosmologen gebruiken als een soort liniaal: als de ruimte gekromd zou zijn, zouden de patronen in die straling vervormd lijken. De resultaten waren verrassend duidelijk: binnen de meetnauwkeurigheid is het heelal vlak. Dat betekent dat de dichtheid van materie en energie precies gelijk lijkt te zijn aan de kritische waarde.
De rol van donkere energie en donkere materie
De ontdekking dat het heelal vlak is, stelde kosmologen voor een nieuw raadsel. Toen ze alle zichtbare materie optelden, sterren, gas, planeten, kwamen ze uit op slechts 5% van de benodigde dichtheid. De rest moet worden aangevuld door twee mysterieuze componenten: donkere materie (27%) en donkere energie (68%). Samen zorgen ze ervoor dat de totale dichtheid precies de waarde bereikt die nodig is voor een vlak heelal. Donkere energie speelt bovendien een cruciale rol in de dynamiek van de ruimte: het zorgt ervoor dat de uitdijing van het heelal niet afneemt, maar juist versnelt.