Sterrenbeelden

Sterrenbeelden verdelen de totale hemel in 88 ongelijke delen. Sommige sterrenbeelden dateren van de oudheid, andere dateren van de 17de eeuw. Sommige sterrenbeelden, zoals Orion, Ursa Major en Crux, zijn erg helder en het is dan ook logisch dat we ze gebruiken als wegwijzer naar andere sterren en sterrenbeelden.

Met sterrenbeeld wordt eigenlijk het afgebakend hemelgebied door de Internationale Astronomische Unie (IAU) bedoeld, en niet alleen het asterisme (de sterren die met lijnen verbonden worden), want buiten deze asterismes bevinden zich ook nog hemelobjecten, zoals melkwegstelsels, nevels en sterrenhopen: de zogenaamde deepsky-objecten. Dit is ook de reden waarom de IAU heeft beslist de officiële grenzen van sterrenbeelden vast te stellen, want de vraag tot welk sterrenbeeld een deepsky-object behoorde kwam steeds terug.

Het sterrenbeeld Orion

De ecliptica is de schijnbare weg van de zon aan de hemelbol. De ecliptica snijdt zo 13 sterrenbeelden. Deze sterrenbeelden worden de zodiakale sterrenbeelden genoemd. Aangezien de zon in die sterrenbeelden staat, is het ook logisch dat de meeste sterrenbeelden na verloop van tijd aan de nachthemel verdwijnen, zodat sommige sterrenbeelden terug verschijnen aan de nachthemel. Maar sommige sterrenbeelden zijn altijd, ongeacht datum en tijdstip, zichtbaar. Deze sterrenbeelden noemen we de circumpolaire sterrenbeelden. (circum = rondom; polair = pool => rondom de pool). De circumpolaire sterrenbeelden zijn altijd zichtbaar doordat ze dicht bij de hemelpolen staan, zodat ze relatief kleine cirkels maken rondom de hemelpool. De niet-circumpolaire sterrenbeelden maken in tegenstelling tot de circumpolaire sterrenbeelden dan wel een grote cirkel om de hemelpool, waardoor ze achter de horizon verdwijnen. In het noordelijk halfrond bereiken alle sterrenbeelden hun hoogste punt op de meridiaan, de lijn die van noord naar zuid gaat en onderweg het zenith, het punt recht boven het hoofd van de waarnemer snijdt. Op het moment dat een sterrenbeeld zijn hoogste punt bereikt, culmineert hij. Voor de culminatie te bepalen bestaat een eenvoudige formule:

90° - geografische breedte waarnemer + declinatie object = hoogte object boven horizon

Zo moet men slechts weten waar men zich geografisch bevindt en wat de declinatie van het object is.

Tijdens een heldere maanloze nacht wanneer de schemering gedaan is, is op sommige plekken een blauw-witte band zichtbaar: de Melkweg. Maar de Melkweg is vaag en doordat de wereldbevolking aangroeit, groeit ook de noodzaak aan meer verlichting. Deze lichten staan soms slecht geplaatst en verlichten zo meer de hemel dan wat ze moeten verlichten. Hierdoor verdwijnen de vagere objecten zoals de Melkweg en sterren van magnitude 6 van de hemel. Daarom zou iedereen zijn verlichting zo moeten plaatsen dat deze niet meer de hemel verlicht, maar wat hij moet verlichten. Wat je ook zou kunnen doen is een lamp met bewegingssensoren installeren die maar pas aan vliegt als hij beweging waarneemt. Zo kan iedereen van de nachthemel genieten in al zijn pracht, zonder nodeloos licht en het voordeel hiervan is dat je er ook nog eens energie mee bespaart.

Joeri De Ro

Joeri De Ro

Medewerker van Spacepage en Poollicht.be.Redacteur sterrenkunde, hemelverschijnselen en ruimteweer